|
Men kan zó druk zijn met God, dat men God vergeet.. |
( vervolg hoofdstuk 9 van 'De grote scheiding' door C.S. Lewis.) " Is dat niet erg hard, meneer? 'Ik bedoel dat dit de ware betekenis is van wat ze zullen zeggen. In de taal der verlorenen zullen de woorden zeer zeker anders klinken. De een zal zeggen, dat hij zijn land altijd en onder alle omstandigheden heeft gediend; de ander, dat hij alles aan zijn kunst heeft opgeofferd; sommigen zullen zeggen, dat ze zich nooit hebben laten beetnemen; en weer anderen dat ze, goddank, altijd het hoogste hebben aangehangen. En bijna zonder uitzondering zullen ze zeggen, dat ze tenminste altijd aan zichzelf zijn trouw gebleven'. 'En de verlosten?' 'Ja, de verlosten… Wat hun overkomt is het beste aan te duiden als het tegenovergestelde van een waan. Wat bij het betreden een dal der ellende scheen, blijkt, als ze terugzien, een fontein van verkwikking te zijn geweest; en waar men in het heden slechts dorre woestijnen meende te zien, daar zal de herinnering naar waarheid getuigen, dat de rivieren er vol water waren'. 'Hebben dus die mensen gelijk, die zeggen dat hemel en hel slechts toestanden van de geest zijn?' 'Stil', zei hij ernstig, 'Spreek niet zo lichtvaardig. De hel is een toestand van de geest… je hebt nog nooit zo'n waar woord gezegd. En elke toestand van een geest, die aan zichzelf wordt overgelaten, iedere opsluiting van het schepsel in de kerker van zijn eigen geest, is tenslotte de hel. Maar de hemel is géén geestestoestand! De hemel is de werkelijkheid zelf. Alles wat volkomen werkelijk is, is hemels. Want al wat wankelen kan, zal eenmaal wankelen, alleen het onwankelbare blijft.' 'Maar is er een werkelijke keus mogelijk na de dood? Mijn rooms katholieke vrienden zouden verbaasd zijn, want volgens hen zijn de zielen in het vagevuur al behouden. En mijn protestantse vrienden zouden er ook niets van moeten hebben, want zij zeggen: 'Zoals de boom valt, zo blijft zij liggen'. 'Misschien hebben ze allebei gelijk. Kwel jezelf niet met zulke vragen. Je kunt de vragen omtrent het vermogen om te kiezen en omtrent de tijd nooit oplossen, zolang je daar zelf nog niet bovenuit bent gekomen. Je bent hier ook niet gebracht om je met zulke raadselen te vermoeien. Voor jou is de aard van de keus zelf van belang en dat je hier kunt zien, welke keus de lui doen'. 'Maar, meneer, ' zei ik, 'dat eist ook nader uitleg. Wat kiezen die zielen dan, die weer teruggaan? Want anderen heb ik nog niet gezien. En hoe kunnen ze die keus doen?' 'Milton heeft het goed gezegd', zei mijn leraar, ' De keus van elke verloren ziel kan uitgedrukt worden met de woorden: 'Beter heersen in de hel, dan dienen in de hemel'. Er is altijd iets, dat ze willen vasthouden, zelfs ten koste van de diepste ellende. Er is altijd iets, dat ze liever hebben dan de vreugde, dat wil zeggen, dan de werkelijkheid. Je kunt dat makkelijk waarnemen bij een verwend kind, dat liever zijn speelgoed en zijn boterham mist dan vergeving te vragen en weer goed te zijn. Men noemt dat 'koppen'. Maar bij volwassenen zijn daar een menigte prachtige namen voor: de gramschap van Achilles, de trots van Coriolanus, verder wraak, verongelijkte deugd, zelfrespect, tragische grootheid en rechtmatige trots'. 'Gaat dan niemand verloren door verachtelijke ondeugden, meneer? Door pure zinnelijkheid?' 'Sommigen wel, ongetwijfeld. Ik stem toe: een zinnelijk mens begint met het zoeken van echt genot, al is het gering. Zijn zonde is daarom des te geringer. Maar de tijd komt, dat, hoewel het genot steeds minder wordt en het verlangen sterker, en hoewel hij weet, dat de blijdschap op die manier nooit verkregen wordt, hij toch, liever dan de vreugde, het koesteren van zijn onverzadelijke wellust heeft en niet zou willen, dat die van hem werd weggenomen. Hij zou zich doodvechten om eraan vast te houden. Als hij jeuk heeft, zou hij zich graag krabben, maar zelfs als hij zich niet meer kon krabben, zou hij toch nog liever jeuk hebben dan helemaal niets'. Hij zweeg enkele ogenblikken en ging dan verder. 'Je begrijpt, dat men die keus in velerlei vorm kan doen. Soms in een vorm, waaraan men op aarde nooit zou denken. Er is niet lang geleden hier iemand gekomen, die weer is teruggegaan - Sir Archibald werd hij genoemd. Gedurende zijn aardse leven had hij nergens belangstelling voor gehad dan voor het voortbestaan na de dood. Hij begon met filosofische beschouwingen, maar tenslotte legde hij zich toe op de parapsychologie. Dat werd toen langzamerhand zijn enige bezigheid: experimenteren, het houden van lezingen, het redigeren van een tijdschrift. Daarenboven maakte hij reizen, waarbij hij onder de lama's in Tibet merkwaardige verhalen verzamelde en in Centraal-Afrika zich liet inwijden in de broederschappen. Bewijzen, altijd maar meer bewijzen, dat was het wat hij verlangde. Het maakte hem razend als hij mensen ontmoette, die in iets anders belang stelden. Hij raakte in moeilijkheden tijdens een van jullie oorlogen, doordat hij het land doorkruiste met de oproep, dat men niet moest vechten, omdat er veel geld mee verknoeid werd, dat beter voor wetenschappelijk onderzoek kon worden gebruikt. Goed - op zijn tijd stierf die stakker en kwam hier; en er was geen macht in het heelal die hem kon weerhouden, hier te blijven en op weg te gaan naar de bergen. Maar denk je, dat hij er iets aan had? Dit land was hem in geen enkel opzicht van nut. Iedereen was hier al bezig met 'voortbestaan'. Niemand stelde meer belang in de kwestie. Er viel niets meer te bewijzen. Zijn ijver was totaal overbodig. Natuurlijk, als hij had willen toegeven dat hij de middelen had aangezien voor het doel, en als hij om zichzelf had gelachen, had hij van voren af kunnen beginnen als een kind en in de vreugde kunnen ingaan. Maar dat wilde hij niet. Hij gaf niets om vreugde. En tenslotte ging hij weer heen.' 'Dat is toch ongelooflijk', zei ik. 'Meen je dat?', zei de leraar met een doordringende blik. 'Het ligt zulken als jou nader dan je denkt. Er zijn al eerder mensen geweest, die zo'n belangstelling en ijver kregen om het bestaan van God te bewijzen, dat zij God Zelf erbij vergaten…. Alsof Onze Lieve Heer niets anders te doen had dan te bestaan …! Er zijn mensen geweest, die zó in beslag genomen werden door de verbreiding van het christendom, dat zij nooit aan Christus dachten. Och man, je ziet hetzelfde bij dingen van geringer betekenis. Heb je nooit een boekenliefhebber ontmoet, die bij al zijn eerste drukken en getekende exemplaren de kracht verloren had om ze te lezen? Of een organisator van weldadigheidsinstellingen, wie alle liefde voor de armen ging ontbreken? Dat is de listigste van alle verstrikkingen'. Gedreven door de wens, om het nu eens over iets anders te hebben, vroeg ik, waarom de substantiële wezens, die geheel van liefde vervuld waren, niet in de hel afdaalden om de schimmen te verlossen. Waarom waren ze tevreden met die ontmoetingen op de vlakte? Men zou een wat meer actieve barmhartigheid verwacht hebben. 'Dat zul je misschien beter begrijpen voor je weggaat', zei hij. 'Intussen moet ik je zeggen, dat zij ter wille van de schimmen vérder gegaan zijn, dan jij kunt begrijpen. Ieder van ons leeft enkel om steeds verder de bergen in te trekken. Ieder van ons heeft die tocht onderbroken en is over onmetelijke afstanden omlaag gedaald om vandaag hier te zijn, enkel en alleen wegens de kans, om enkele schimmen te behouden. Natuurlijk behoort dat óók tot de vreugde, maar je kunt ons geen verwijt maken! En het zou niet baten verder te gaan, al was dat mogelijk. Het zou niet baten, of de wijzen zichzelf gek maakten om de gekken te helpen.' Wordt vervolgd. |